- Scriptium
- Posted on
- 4 Comments
Planning scriptie
Elk scriptieproces verloopt anders, maar in grote lijnen zijn tips te geven die het proces vergemakkelijken. Het plannen van je scriptie is niet één moment. Het is iets waarbij je voortdurend moet kijken of je bij moet sturen of dingen aan moet passen. In dit artikel vertellen we je eerst iets over het belang van afspraken maken met je begeleider. Daarna zal het gaan over het initiële maken van een planning. Vervolgens over de schrijffases die daarop volgen en over de laatste weken van het proces van het schrijven van je scriptie.
Eerste afspraak begeleider
Maak een afspraak met je begeleider in het prille begin van de periode waarin je je scriptie gaat schrijven. Bij deze afspraak maak je een aantal belangrijke afspraken. Ten eerste moet je achterhalen hoe lang de begeleider er ongeveer over doet om feedback te geven. Dit is voor je planning een belangrijke factor. Ten tweede moet je achterhalen wanneer de begeleider vakantie heeft of een drukke periode verwacht. Daarmee kun je dan met je planning rekening houden.
Vervolgens is het aan te raden om alvast voor de hele scriptieperiode afspraken in te plannen met de begeleider. Op die manier heb je zelf een stok achter de deur om bezig te blijven. Daarnaast botsen hierdoor jullie overvolle agenda’s later niet met elkaar en kan de begeleider niet ineens afwezig zijn tijdens belangrijke fases van het proces. Bekijk samen hoeveel afspraken nodig zijn, maar laat er nooit langer dan een maand tussen zitten.
Bespreek ook of je vóór of tijdens de afspraak vragen stelt. Sommige begeleiders willen zich kunnen voorbereiden op een gesprek. Anderen zijn te druk daarvoor en beantwoorden liever ad hoc. Als jouw begeleider in de laatste categorie valt, kan het raadzaam zijn om ná een afspraak even een herinneringsmail te sturen met de punten die aan bod zijn gekomen in het gesprek, zodat de begeleider er nog eens aan herinnerd wordt.
Maken van een planning
Open een leeg Word-document. Maak daarin een snelle indeling van de hoofdstukken van je scriptie, een voorpagina en een automatische inhoudsopgave. Maak één van de hoofdstukken ‘Planning’ en een andere ‘Reflectie’, ergens aan het eind, maar bij voorkeur vóór de literatuurlijst. Dit moet je later nog aanpassen, maar het is prettig als je altijd meteen naar de literatuurlijst kunt springen tijdens het schrijven van je scriptie.
In het hoofdstuk ‘Planning’ maak je een opzet voor wanneer je wat af wilt hebben. Wees daarin zo specifiek mogelijk en houdt rekening met uitloop. Zet alle afspraken met je begeleider in de planning. Zet er ook duidelijk in wanneer je je stukken op moet sturen voor feedback en wanneer je die feedback terug verwacht. Veel studenten maken gebruik van een tabel om deze planning in te maken. Daarin staan kolommen voor ‘week’, ‘wat te doen’, ‘aantal uur werk’ en ‘deadline’ of iets dergelijks. Ook de planning in je Plan van Aanpak is daarvoor een goede leidraad.
In het hoofdstuk ‘Reflectie’ kun je vervolgens beknopt bijhouden hoe de planning uiteindelijk verlopen is. Zeker als zaken langer duren dan gepland, is het prettig om daar een overzicht van bij te houden. Dan kun je tijdig ingrijpen als je de deadlines niet dreigt te halen. Deze beknopte weergave van het uiteindelijke proces ten opzichte van je planning is later meteen een goede leidraad voor het schrijven van een reflectiehoofdstuk. Althans, mits je opleiding daarom vraagt. Je kunt nu goed puntsgewijs zien waar het ‘mis’ ging met betrekking tot de planning.
Beginnen aan je scriptie
Wanneer de planning is gemaakt, kun je gaan beginnen met schrijven. Een goede manier om te beginnen is om per hoofdstuk te schrijven wat je al weet. Zet een timer op 10 minuten en typ in die 10 minuten alles wat je per hoofdstuk weet uit. Vaak weet je over de inleiding, aanleiding en methode al best een boel, maar kun je bij de resultaten en conclusies nog niets vermelden. Dat is prima. Typ wat er in je opkomt, zonder je druk te maken over lay-out of spelfouten. Het is écht makkelijker om tekst later goed aan te passen, dan om meteen overal perfecte academische volzinnen te willen maken. Bovendien hebben de meeste studenten minder last van een writers-block als er eenmaal iets op papier staat.
Vervolgens maak je een tijdelijke hoofdvraag en bijpassende deelvragen. Deze moet je baseren op het onderwerp dat je overeengekomen bent met je begeleider of met je stageplaats. Als je alles wat je al weet hebt opgeschreven, kun je beginnen met het zoeken en lezen van bronnen. Hier gaat ontzettend veel tijd in zitten, dus begin er absoluut niet te laat mee. Zorg ervoor dat je voornamelijk put uit artikelen en boeken. De meeste begeleiders zijn geen fan van websites als bronnen.
Wees meteen precies in het bijhouden van je bronnenlijst en zorg ervoor dat je, als je zinnen (letterlijk) overneemt, je ook meteen de goede wijze van citeren hanteert. Hou ook bij hoe je de bronnen gezocht hebt: in welke databases, met welke zoektermen, welke artikelen vielen af en waarom en in welke periode. Deze informatie is van vitaal belang voor de methodesectie van je literatuuronderzoek.
Formuleren hoofdvraag en deelvragen
Na een tijd, vaak een hele lange tijd, treedt er verzadiging op in de informatie die je vindt. Dit is een goed moment om heel precieze hoofdvragen en deelvragen te formuleren. Het is ook een belangrijk moment om een afspraak met je begeleider te maken. Uit de literatuur komen bepaalde kernwoorden naar voren die je kunt gebruiken in de vragen. Het lukt slechts zeer zelden om de vragen al precies te formuleren vóórdat je veel gelezen hebt. Zorg ervoor dat je begeleider een geschreven go of no-go geeft op de deelvragen en hoofdvraag. Dat voorkomt gedoe achteraf.
Schrijven theoretisch kader en methodesectie
Nu je je deelvragen precies hebt geformuleerd, weet je ook wat er in het theoretisch kader naar voren moet komen. Zorg ervoor dat alle begrippen uit je deelvragen en hoofdvraag duidelijk toegelicht worden in je theoretisch kader. Zoek indien nodig nog meer bronnen en zorg ervoor dat je alle bruikbare bronnen op een goede manier vermeldt en gebruikt.
Schrijf zo precies en concreet mogelijk op in de methodesectie wat je wilt gaan doen. Hierbij vermeld je niet alleen de algemene onderzoeksmethode, je verwijst daarbij ook naar een methodeboek waarin deze methode beschreven wordt. Je beargumenteert in de methodesectie waarom je bepaalde methodes wel of niet verkiest. Daarbij gebruik je inhoudelijke argumenten. Het argument “want er is niet meer tijd” is een heel slecht argument, gebruik dat nooit.
Uitvoeren onderzoek
Theoretisch gezien zou je nu een streep kunnen zetten onder je werk en pas over een aantal maanden verder kunnen schrijven. Nu komt namelijk het praktische gedeelte van de scriptie aan bod. Je houdt je enquêtes of je interviews. Je loopt stage, zoekt documenten voor een documentanalyse, of doet nog iets anders wat uiteindelijk in jouw resultatensectie komt te staan. In de ideale wereld zou je niets meer aan de inleiding, het theoretisch kader en de methode hoeven te veranderen, omdat alles wat erin staat klopt.
Helaas is onderzoek doen (vaak) een iteratief proces. Het kan zijn dat je er tijdens de eerste enquête of het eerste interview achter komt dat je belangrijke vragen mist, of dat mensen je begrippen niet snappen. Overleg met de begeleider wat daar aan te doen is.
Hou in je planning rekening met dit soort tegenvallers. Doe altijd één of meerdere tests van je onderzoeksmethode om te kijken of je niets over het hoofd gezien hebt. Dit gedeelte van je onderzoek neemt wederom vaak veel tijd in beslag, welke methode je ook kiest.
Uitwerken resultaten
Afhankelijk van je onderzoeksmethode moet je nu diverse stappen doorlopen om van alle data die je verzameld hebt, een duidelijk overzicht te maken. Volg hierbij de stappen die je hebt beschreven in de analysesectie van je methode. Verander je dingen in je analyse? Pas dan ook de methodesectie aan en schrijf in je reflectiehoofdstuk wat je waarom hebt aangepast. Zorg ervoor dat je tabellen meteen aan de eisen van je opleiding voldoen. Verwijs daarnaast altijd met nummers naar je figuren en tabellen en geven deze duidelijke, inhoudelijke titels. Ook hier kan het weer nuttig zijn om een timer te gebruiken die je op 10 minuten zet, om per deelvraag alvast uit te werken wat je al weet.
Als je resultatenhoofdstuk af is, kun je aan je conclusies beginnen. Koppel daarin de elementen uit de inleiding, het theoretisch kader en de resultaten aan elkaar.
Laatste weken
In de laatste weken van je scriptieperiode doe je nog een aantal dingen. Je schrijft een voorwoord en/of dankwoord, je laat je scriptie controleren door ten minste één jaargenoot en bij voorkeur ook door een taalkundige, je loopt de literatuurlijst na en je controleert de nummering van je paragrafen, hoofdstukken, afbeeldingen en tabellen. Geef jezelf in de planning altijd een paar weken uitloop om deze zaken allemaal te veranderen en zorg er daarnaast voor dat je nog tijd over houdt om alle feedback te verwerken die je van je begeleider krijgt, een meelezende jaargenoot en een corrector van bijvoorbeeld Scriptium. Meer informatie over een goede planning en soepel proces vind je hier.
Moet de plan voor de scriptie altijd in het onderzoeks voorstel zitten?
Dat hangt af van de eisen van je opleiding/begeleider. Soms is dat een vereiste, soms niet.
Waar gaat de meeste tijd in zitten? Zodat ik daar met mijn planning rekening mee kan houden? Ik bedoel in welk onderdeel van de scriptie gaat de meeste tijd zitten?
Hallo Esteban,
Bedankt voor je vraag. Doorgaans gaat de meeste tijd zitten in het praktijkonderzoek/de resultaten. Dit omdat respondenten of geïnterviewden gesproken moeten worden, de resultaten verzameld en uitgeschreven, eventueel gecodeerd, et cetera. Het is goed om hiermee in je planning rekening te houden.