boekverslag maken - afbeelding 1

Een goed boekverslag schrijven

Een boekverslag schrijven is best een grote opdracht. Sommigen vinden dit lastig en daarom is het handig om hier echt even de tijd voor te nemen. Wat er precies in het boekverslag moet staan verschilt per school, maar meestal zijn de basiselementen hetzelfde. Wij zetten voor jou op een rijtje welke elementen dit zijn en hoe je ze het beste kunt aanpakken. Daarnaast geven we tips waarmee je je boekverslag naar een niveau hoger kunt tillen.

Feitelijke gegevens

De feitelijke gegevens staan vaak in het begin van je boekverslag vermeld. Dit zijn de gegevens die doorgaans ook in het begin van het boek staan. Denk aan: auteur, titel, uitgever, plaats van uitgave en jaar van uitgave. Let hierbij goed op dat een boek meerdere drukken kan hebben. In welk jaar is het origineel uitgebracht? En de hoeveelste druk heb jij gelezen?

Samenvatting

In elk boekverslag staat een samenvatting van het boek. Blijf tijdens het maken van de samenvatting niet te lang op details hangen. Wat is de rode draad in het verhaal? Schrijf deze in chronologische volgorde op. Bedenk hoe het verhaal begint en geef hier beperkte achtergrondinformatie bij. Vervolgens zijn er gebeurtenissen in het boek die uiteindelijk leiden tot een climax. Waar zit deze climax? Probeer deze duidelijk uit te schrijven. Na de climax komt het verhaal meestal tot een conclusie/einde.

Titelverklaring

Soms is meteen duidelijk wat de titel betekent. Dan zegt het vaak direct iets over de inhoud van het boek. Maar bij sommige boeken is het niet meteen duidelijk waarom de schrijver een bepaalde titel heeft gekozen. Let er tijdens het lezen al op of de titel misschien letterlijk ergens in het boek voorkomt. Een voorbeeld is het boek ‘een vlucht regenwulpen’ van Maarten ’t Hart, waarbij de hoofdpersoon ergens in het boek regenwulpen voorbij ziet vliegen.

Schrijf het paginanummer op, dan kun je hier tijdens het schrijven van het boekverslag nog even op terugkomen.

Titels kunnen ook dubbelzinnig zijn. Het kan bijvoorbeeld een metafoor zijn voor iets dat voorkomt in het verhaal. Een voorbeeld is het boek ‘van de koele meren des doods’, dat verwijst naar lichamelijke rust, wat de dood ons uiteindelijk brengt. 

Personages

De personages in het boek en wat zij meemaken vormen het verhaal. Probeer te bedenken wie de hoofdpersoon is. Vaak wordt het verhaal vanuit zijn of haar perspectief geschreven. Wie zijn de andere belangrijke personages? En wie zijn de minder belangrijke personages? Vervolgens maak je een beschrijving per personage. Denk hierbij eerst aan de feitelijke gegevens. Daarna kun je beschrijven welke karaktereigenschappen een personage heeft. Wat is het motief of doel van een personage? Als laatste kijk je naar hoe een personage in contact staat met zijn omgeving.

Tijd en ruimte

Waar speelt het verhaal zich af? Meestal zijn er een paar plekken die telkens terugkomen in een verhaal. Dit kan bijvoorbeeld het huis van de hoofdpersonage zijn. Hoe draagt deze ruimte bij aan het verhaal? Vervolgens kijk je naar de ‘tijd’ in een verhaal. Het verhaal kan chronologisch verteld zijn. Of zitten er ook flashbacks in? Het kan ook zijn dat er grote sprongen in de tijd worden gemaakt.

Voorbeelden van tijd:

  • Middeleeuwen

  • Renaissance

  • De Tweede Wereldoorlog

  • Tussen 1968 en 1981

  • Zomer 1992

  • 2085 (toekomst)

Voorbeelden van ruimte:

  • Het kerkhof

  • Een park

  • New York

  • Een restaurant

  • Nederland

  • De maan

Vertelperspectief

Het is belangrijk om goed door te hebben vanuit welk perspectief het verhaal wordt verteld. Bij een ik-verteller lees je het boek vanuit de handelingen en gedachten van de ik-persoon. Zo kom je als lezer heel dicht bij dit personage. Bij een personale verteller wordt er naar de personages verwezen als ‘hij’ of ‘zij’. Let goed op: het kan zijn dat personages met ‘hij’ en ‘zij’ worden aangesproken, terwijl de hoofdpersoon wel vanuit het ik-perspectief beschreven is. De laatste optie is de alwetende verteller. Hier maakt de schrijver gebruik van een verteller die het verhaal van buitenaf vertelt. Deze verteller weet vaak meer dan de personages zelf. Hij vertelt als het ware ‘over’ de personages.

Schrijfstijl

Het kan soms moeilijk zijn om iets te zeggen over de schrijfstijl in een boek. Probeer je daarom te bedenken hoe het boek op jou overkwam, jij bent tenslotte de lezer. Was het boek langdradig of komt de schrijver snel ter zake? Hoe komt de taal van het boek over? Dit kan bijvoorbeeld grof, ouderwets of ironisch zijn. Staan er veel moeilijke woorden in? Zijn het vooral korte of lange zinnen?

Als je het leuk vindt om meer over schrijfstijlen te weten te komen, kijk dan eens naar het boek ‘Stijloefeningen’ van Raymond Queneau. In dit boek beschrijft Queneau een situatie in een tram in Parijs op 99 verschillende manieren. Het is een leuk en grappig boekje dat jou meer inzicht kan geven in verschillende schrijfstijlen.

Thema's en motieven

Het thema is het overkoepelende onderwerp van een verhaal. Vind je het moeilijk om te bedenken welk thema jouw boek heeft? Zoek dan eens op internet een lijst met thema’s op. Dit kan je helpen om jouw boek te plaatsen. Motieven zijn steeds terugkerende elementen in een verhaal. Een motief is doorgaans wat moeilijker te duiden. Het kan namelijk alles zijn; een object, een handeling of een gevoel. Is jou iets opgevallen dat steeds terugkomt in het boek? Dan is dit waarschijnlijk het motief. Het motief heeft vaak een gelaagde betekenis. Het kan bijvoorbeeld een metafoor zijn voor een groter thema in het boek.

Het thema kan meestal in enkele woorden of één zin beschreven worden. 

Voorbeelden van thema’s:

  • Geen regie meer hebben over je eigen leven

  • Opgroeien tussen twee culturen

  • Wraak nemen op een vroegere geliefde

  • Omgaan met de dood van een naaste

  • Strijden tegen een ongeneeslijke ziekte

Motieven zijn meestal in één woord te duiden. Ze kunnen tastbaar of abstract zijn.

Voorbeelden van abstracte motieven:

  • Onmacht

  • Liefde

  • Jaloezie

  • Oedipusmotief

  • Assepoestermotief

Voorbeelden van tastbare motieven:

  • Schilderij

  • Dobbelsteen

  • Amulet

  • Pop (bijvoorbeeld in horrorverhalen)

Eigen mening

Soms moet je in een boekverslag ook je eigen mening vertellen. Vermijd woorden als ‘mooi’ en ‘interessant’. Beschrijf wat je dan precies zo mooi aan het boek vond. Is er een bepaalde passage die jou is bijgebleven? Schrijf deze erbij.

Als laatste tip willen we je meegeven dat het leuk kan zijn als je het boekverslag persoonlijk maakt. Je kunt het verschil maken in je cijfer door eigen ideeën toe te voegen. Of schrijf dat ene citaat dat je zo mooi vindt erbij. Heb je het boekverslag af? Lees het dan altijd nog een keer door om te controleren op taalfouten. Het zou jammer zijn als je daardoor puntenaftrek zou krijgen. Maar geniet vooral van het boek. Het schrijven van het boekverslag is een grote taak. Als je een boek kiest dat je leuk vindt, wordt het al een stuk makkelijker. Succes met schrijven!

Studiehulp van Scriptium

Heb je moeite met schrijven? Twijfel je over je boekverslag en wil je dit laten nakijken? Bij Scriptium hebben we professionele redacteurs die iedere tekst voor je kunnen controleren. Daarbij staan we 7 dagen per week voor je klaar. Neem contact met ons op, en we komen snel bij je terug!

Mijke - contentschrijver

Mijke is blogschrijfster bij Scriptium. Ze studeerde Interieurarchitectuur aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en studeert nu Design Cultures aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Naast haar passie voor schrijven houdt ze van lezen en toneelspelen. In haar vrije tijd wandelt ze graag door het mooie Amsterdam.

Mijke - contentschrijver

Mijke is blogschrijfster bij Scriptium. Ze studeerde Interieurarchitectuur aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en studeert nu Design Cultures aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Naast haar passie voor schrijven houdt ze van lezen en toneelspelen. In haar vrije tijd wandelt ze graag door het mooie Amsterdam.

Laat een reactie achter

Je hebt al gestemd op dit artikel. Bedankt :-)
Wat vind jij van dit artikel?